Rick Baker, special effects goeroe aan het woord….

0
3163

Met een kersverse en welverdiende ster op de Hollywood Walk of Fame heeft special effects goeroe Rick Baker (1950) een nieuwe mijlpaal op zak. Niet dat Baker daar om verlegen zit. In 1981 was hij de eerste die een Oscar kreeg voor Best Make-Up voor zijn werk aan An American Werewolf in London (1981). De categorie was net in het leven geroepen en inmiddels heeft Baker de meeste Oscars en nominaties op zijn naam staan voor het betere grimeerwerk. Onder die Oscars zit ook het beeldje voor de eerste Men in Black uit 1997. Vijftien jaar later is Baker weer van de partij voor de zojuist op DVD en Blu-ray verschenen Men in Black III en toont dat hij het ambacht nog niet verleerd is.

Practical effects

Baker draait al heel wat jaren mee in Hollywood. Waar Baker doorgaans achter de schermen blijft, zijn het de fantastische creaties en grimeerwerk die het gezicht vormen van zijn bewonderenswaardige loopbaan. Baker spreekt door zijn creaties voor films als The Exorcist, King Kong (remake 1976), Star Wars, Gremlins, Coming to America, An American Werewolf in London, Videodrome, Starman, Mighty Joe Young, Wolf, The Ring, Hellboy en de opgerekte videoclip voor Michael Jackson’s Thriller. Het was met name de innovatieve transformatiescene in An American Werewolf In London die hem en zijn ambacht van practical effects stevig op de kaart van Hollywood zette.
Movie Machine sprak Rick Baker n.a.v. zijn bijdragen aan Men in Black 3. Voor degenen die de film hebben gezien zal duidelijk zijn dat deze bijdrage aanzienlijk is. Het ijs is snel gebroken wanneer binnen één minuut duidelijk is dat er twee filmgeeks aan tafel zitten, die zelfs met 24 uur nog te weinig tijd hebben om alles te bespreken. Filmtitels vliegen weldra over en weer en filmkoetjes en kalfjes doen hun entree.

RB: “Ik was pas nog in Nederland. Mijn dochter gaat in Nederland naar school, vandaar. Waar woon jij precies?”

CH: “Nijmegen, dat is aan de oostzijde van Nederland. Daar waar A Bridge Too far (1977) zich afspeelde. Was in het jaar dat u The Incredible Melting Man deed.”

RB: “Haha, dat je dat nog weet.”

CH: “Zegt de ene geek tegen de ander, haha. Maar goed, als u aan een film begint hoe pakt u dan het hele traject van de grimeer effecten aan?”

RB: “Meestal krijg ik een eerste versie van het scenario, dat zoals je weet vervolgens ook weer radicaal kan veranderen. Ik laat dan mijn fantasie de vrije loop en kom met ideeën. Het komt vaak voor, zoals bijvoorbeeld bij Men in Black, dat ik n.a.v. het scenario verschillende voorstellen doe over hoe we zaken kunnen aanpakken. En dat kan dan zijn in de trant van ‘goh we kunnen dit zo doen en dan is het veel cooler of we kunnen het beter zo doen anders raakt het kant nog wal. Maar uiteindelijk wil ik natuurlijk gewoon coole dingen maken.”

CH: “Films als MIB 3 moeten toch wel een ware speeltuin zijn voor een make-up artist.”

RB: Absoluut! En het prettige van Barry (Levinson) is dat hij mij ook echt als een volwaardige medewerker aan de film beschouwd. Toen de plannen voor een derde MIB echt vorm begonnen te krijgen, mailde hij mij. ‘Goh Rick, ik weet dat je met pensioen bent en niet meer werkt, maar ik kan me geen MIB film zonder jou voorstellen. Zou je deze film nog willen doen.’Ik moest hard lachen en antwoordde hem. ‘Nou, ik ben helemaal niet met pensioen hoor. Ik ben alleen heel selectief geworden met de projecten die ik nog doe. Maar je hoeft mij echt niet te smeken om een MIB film te doen.’ De Men in Black films zijn erg leuk om te doen. Er gebeurt van alles, er is veel te doen en voor mij een prachtige uitdaging om al die maffe figuren leven in te blazen.”

CH “Het is nu vijftien jaar na de eerste Men In Black en er zijn sinds die tijd natuurlijk heel wat ontwikkelingen geweest in de special effects wereld. Vooral het meer inzetten van computereffecten. Ziet u ook een ontwikkeling in de practical effects?”

RB: “Haha, nou die evolutie is feitelijk dat practical effects nu veel minder dan vroeger worden gebruikt door het CG gebruik. Kijk CG was al aanwezig in de eerste Men in Black film en ook in de derde film werken we ermee. Het is nu een combinatie van beiden. Mickey, het wezen dat zich in de eerste Men in Black had vermomd als een Mexicaan, bestaat uit een man in een pak, maar krijgt computer ondersteuning op het moment dat hij begint te rennen en springen.”

CH: “Mijn favoriet uit de eerste Men in Black is nog altijd het Edgar pak waar Vincent D’Onofio in rond zwalkt. Dat zag er erg goed uit.”

RB:
“Ja, en dat is vrijwel helemaal traditioneel grimeer werk. Totdat hij zijn vel achterover trekt en zelfs dat was voor driekwart grimeerwerk dat overgaat in een computereffect. Kijk, ik gebruik computers de afgelopen twintig jaar vooral bij het ontwerpen van mijn effecten. Het fijne daarvan is dat je handelingen en aanpassingen makkelijker ongedaan kunt maken dan wanneer je met echte materialen en verf of met pen en papier werkt. Daarbij werkt het doorgaans sneller. Zo heb ik voor Men In Black 3 dat wezen in de hand van Boris the Animal op mijn computer vormgegeven. Dat 3D model heb ik vervolgens overgedragen aan Sony Imageworks. Dat konden ze gebruiken in de film. Dat er vanuit dat computermodel dan uiteindelijk ook weer een animatronic werd gemaakt is dan wel grappig. Zo zie je dat er dus ook andersom gewerkt wordt met computers.”

CH: “Wat was eigenlijk de grootste uitdaging bij Men in Black 3?

RB: “Eigenlijk is de grootste uitdaging bij iedere film om iedereen in dezelfde richting te krijgen en dat ik kan realiseren wat de filmmaker graag wil. Zeker tegenwoordig. Er zijn zoveel mensen betrokken bij het proces van het maken van een film. Dat werkt soms heel vertragend. Kijk, wat ik doe kost tijd, soms heel veel tijd. Wanneer ik echt te weinig tijd krijg om er iets moois van te maken kan ik daar echt kwaad om worden. In sommige gevallen wacht ik af tot een bepaald punt. Dan zeg ik, ‘jongens ik heb jullie nu genoeg tijd gegeven om beslissingen te nemen, ik ga nu aan de slag en dingen maken anders redden we het niet.’ Iemand moet op een gegeven moment de knoop doorhakken. En als je het niet mooi vindt, dan gebruik je het maar niet, haha.”

CH: “Wat gebeurt er als er een scene met uw werk wordt geschrapt?”

RB:
“Nou wat er meestal eerst gebeurt is dat ik begin te huilen. Het is echt heel jammer als zoiets gebeurt. Bij Men in Black 3 kwam dat vaak voor. Het scenario werd tot op de eerste dag van de opnames nog aangepast. We hadden voor een hele reeks scènes allerlei buitenaardse wezens gemaakt. Wanneer één van die scènes dan ineens geschrapt wordt, blijf je dus zitten met een prachtig stuk werk. Voor Men in Black III maakten we tal van wezens voor specifieke scènes. Als die scene er uitgeknipt werd dan konden we dat wezen vaak wel weer ergens kwijt op de achtergrond in het hoofdkwartier van Men in Black. Dan was het minder rampzalig.”

CH: “U heeft in de loop der jaren heel wat harige creaties afgeleverd, van weerwolven tot apen. Ligt daar uw expertise?

RB:
“Haha, ja ik denk het wel. Ik heb altijd een zwak gehad voor harige monsters. Ik zag vroeger op televisie natuurlijk al die goede oude Universal films en voelde me toen al aangetrokken tot de Wolf Man. Toen ik zelf voor het eerst iemand ontmoette in deze business was ik dertien. Dat was Bob Burns. Hij zei tegen mij dat er niet veel mensen in deze business waren die goed grimeerwerk met haar af konden leveren. En dat is mij bijgebleven. Misschien ook omdat mijzelf graag zag transformeren tot de Wolf Man. Ik heb me daar echt op toegelegd en in de loop der tijd ontwikkel je jezelf dan tot een specialist op dat gebied.”

CH: “Uw eigen haar is toch wel echt he?”

RB:
“Hahaha, ja dat wel maar het wordt iedere dag dunner…”

CH: “Nou ja , u weet in ieder geval hoe je dat kunt oplossen.”

CH:
“In 1981 won u de eerste Oscar voor Best Make-Up voor An American Werewolf in London. Het zou de eerste van een hele reeks Oscars worden. Na American Werewolf dacht iedereen in Hollywood dat dus echt alles mogelijk was met special effects make-up. Bracht dat geen problemen met zich mee?”

RB: “Jazeker, tot dat moment moest ik mensen soms smeken iets voor hen te mogen maken. Ze hadden er geen notie van wat wij konden. Het ging doorgaans om littekens, snorren en andere haarstukjes. Na American Werewolf konden we echt alles doen. Ik kreeg scenario’s in handen waar dingen in stonden die ik in mijn wildste dromen nog niet had bedacht. Ik moest me dan achter de oren krabben en vroeg me af: hoe ga ik dat in hemelsnaam doen? Het probleem is vaak dat ik moeten werken volgens een budget. Ik begin doorgaans met een schatting wat iets moet kosten en hoelang het duurt om het te realiseren. Maar vaak weet je dan echt nog niet hoe het werkelijk zal gaan. Soms moet je dingen helemaal uitvinden of technieken gebruiken die je zelf nog moet ontwikkelen. En dan ook nog eens volgens een planning. Dan kom je aardig onder druk te staan. Ik kan me nog herinneren dat ik werkte aan Videodrome (1983). Ik kreeg het scenario van David Cronenberg in handen en daar stonden zaken in waarvan ik me echt afvroeg hoe ik dat zou gaan realiseren. Er stonden ook dingen in waarvan ik meteen al zei dat het niet mogelijk was.”

CH: “Wat hebt u toen gedaan?”

RB:
“Ik heb toen tegen David (Cronenberg) gezegd ‘luister, ik denk niet dat ik zo kan maken als het in het scenario beschreven is, maar ik kan het wel zo doen.’ En David zag dat in. Uiteindelijk krijg je dan in onderling overleg toch een heel mooi resultaat.”

CH:
“En dat waren nog niet eens harige effecten… het was allemaal nog vlezig….”

RB: “Inderdaad”

CH: “Ik heb altijd heel interessant gevonden dat twee van de meest spraakmakende weerwolf transformaties uit 1981 stammen. In beide gevallen duikt uw naam op. Bij An American Werewolf in London was u special makeup effects designer en creator, bij The Howling was u special makeup effects consultant. Welke film kwam eerst op uw bord?

RB: “John Landis had het scenario geschreven voor American Werewolf. Hij wilde een weerwolf transformatie laten zien zoals hij nog nooit vertoond was. Hij vroeg mij daar eens over na te denken. En uiteraard ging ik daar mee aan de slag. Maar de film kwam maar niet van de grond, Landis kreeg de financiering niet rond en er ging een flinke tijd voorbij. In die tijd ontwikkelende ik wel een paar hele gave ideeën zonder dat er een concreet filmplan was. Toen belde Joe Dante mij ineens met het plan om de film The Howling te gaan maken. Het was ook een film over weerwolven en hij wilde een transformatiescene hebben. Ik dacht meteen, wow dat is gaaf, kan ik mijn ideeën toch nog in de praktijk brengen. Ik begon aan The Howling en kreeg vrijwel meteen een telefoontje van John Landis. Hij had goed nieuws en zei dat hij het geld voor American Werewolf bij elkaar had. Oh shit dacht ik, wat nu? Ik vertelde John dat ik eigenlijk al begonnen was aan een andere film en dat ik daar een paar van mijn ideeën in wilde gaan gebruiken. John werd daarop laaiend en liet dat op niet mis te verstane wijze horen, haha. Okay, heb ik toen gezegd, dan draag ik The Howling over aan Rob (Bottin), die toen mijn protegé was, en doe ik zelf American Werewolf. Ik heb toen wel tegen Rob gezegd dat ik bepaalde zaken echt voor American Werewolf in wilde zetten.”

 

CH: “Zoals de complete transformatie tot weerwolf in een volledig verlichte kamer…”

RB:
“Inderdaad…”

CH: “Op welke creatie bent u eigenlijk het meest trots wanneer we terugkijken op inmiddels een rijk oeuvre aan creaties, monsters en buitenaardse wezens?”

RB: “Eigenlijk ben ik trots op alles wat ik gedaan, maar als ik echt een favoriet zou moeten noemen dan is dat Harry uit Harry and the Hendersons (1987). Ik heb er goede herinneringen aan en ook na al die jaren ziet hij er goed uit. Ik zag hem onlangs nog een keer met vrienden tijdens een jubileum screening van de film. Een paar van hen hadden de film nog nooit gezien en konden niet geloven dat ik dit in de jaren tachtig had gedaan.”

CH: “Hij is ook letterlijk een flink stuk werk en staat nog steeds als een huis, ook mede dankzij de boomlange, inmiddels overleden Kevin Peter Hall (1955-1991) die in het pak zat.…”

RB: “Zeker…”

CH: “Mr Baker, dank voor het interview”

RB: “Heel graag gedaan en misschien tot binnenkort in Nederland.”

CH: “Lijkt me heel leuk … en nog één ding… ga alsjeblieft niet met pensioen..”

RB: “Haha, voorlopig niet…. maar ik blijf wel selectief.

© Constant Hoogenbosch 2012

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here